woensdag 5 juni 2013

Even niet verder

Pegel II
Op het Duitse net van binnenwateren wordt het scheepvaartverkeer stilgelegd wanneer het rivierpeil een bepaalde maximumhoogte, Pegel II, bereikt. Dat hebben we tot nu toe niet meegemaakt, maar nu is het raak. We liggen in de Weser een kilometer of dertig voor Minden, waar je kunt overstappen op het Mittellandkanal. Dat overstappen is bijna letterlijk te nemen, want de Weser stroomt daar twaalf meter beneden het niveau van het kanaal. Je moet er dus eerst een sluis in, die je die twaalf meter omhoog tilt. Dan sla je linksaf en vaar je over de rivier heen waar je zojuist uit kwam. Het is een ongelijkvloerse kruising op het water.
Maar nu nog even niet dus. Het Wesertraject tussen hier en Minden is hoger dan Pegel II, dus gesperrt, dus we wachten. We krijgen van de sluismeester morgen - of overmorgen, of later - wel te horen of we verder mogen. Al onze dienstregeling-achtige plannen van “dan stappen we daar of daar om zo laat af, nemen die en die trein en zijn dan na zus of zoveel uur thuis” zijn even helemaal buiten de orde. Dat is wennen, of beter: onwennig. 
Hoewel, het doet me denken aan een andere keer, in 1994, toen ik met de Alcedo gestrand ben geweest voor de oostkant van het Duitse Waddeneiland Langeooge. We waren op de verkeerde plek gaan droogvallen om naar de zeehondjes te kijken, en het wachten was op voldoende hoogwater om weer los te komen. Dat kwam – na drie dagen, bij springtij en noordwest acht, midden in de nacht, met twee meter verhoging. Ik zou kunnen zeggen dat het verslag ervan hier is na te lezen in de boordboeken die in de kast staan, maar dat is merkwaardig genoeg niet het geval. Behalve bij twee keer per etmaal een hoogwater om te proberen los te komen, hadden we alle tijd van de wereld. Toch waren we als bemanning te ontregeld en te gespannen om er gezellig wat over te schrijven.
Die herinnering komt dus terug, alleen nu niet in bedreigende omstandigheden. Hier is geen gevaar voor schip of bemanning, alleen de rare gewaarwording dat het even niet loopt zo we het bedacht hadden. We liggen opnieuw in een idyllisch landschap, voor anker in de stuwarm naast de sluis van Petershagen. Onder ons raast het water met zeven kilometer per uur langs de ankerkettingen en het schip, en iets verderop ligt een dorpje met een kerktorentje lieflijk te wezen. Het schijnt dat er in Duitsland veel snelwegen en auto’s zijn, maar daar is hiervandaan niets van te bekennen.
De Wilhelm Kaisen, nu buiten dienst
Over herinneringen gesproken, er kwam er in Bremen nog een langs. We voeren er langs het kantoor van de DGzRS, de Duitse reddingsmaatschappij, vlakbij de Wilhelm Kaisenbrücke. Wilhelm Kaisen was de naam van de reddingskruiser die de Alcedo een keer van zee naar de haven van Helgoland heeft gesleept toen wij daarheen op weg waren. De wind viel weg en de diesel was ineens op. Ik was er toen nog niet achter dat je bij het controleren van het brandstofpeil in je tanks het veerventiel moet indrukken – al had ik me er wel eens over verwonderd dat de motor zo weinig leek te verbruiken…
Ik ben de DGzRS wel wat verschuldigd, want die drie dagen en nachten voor Langeooge zijn ze ook eindeloos met ons bezig geweest. Ik ben sindsdien wat terughoudend met geschamper op domme pleziervaarders die met onvoldoende kennis en voorbereiding in de problemen komen. Wat ik over ze zeg, slaat op mezelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten