Onderweg op het Amsterdam-Rijnkanaal aangelegd bij Bunkerboot Markus. Zo staat hij op de kaart. Markus is meneer Markus, dik in de tachtig maar geweldig bij de tijd. Behalve vanochtend dan, zo hij een beetje gegeneerd bekende. Hij had per abuis de shampoo van zijn vrouw gepakt, met een héél krachtige blauwspoeling...
Zijn bunkerboot is een snoepjeswinkel voor iedere bootjesliefhebber, een enorme verzameling van allerlei dingen die je ooit nodig zou kunnen hebben, maar er ligt honderd kuub spullen op tachtig kuub ruimte. Alleen meneer Markus weet waar wat ligt, en dat maakt de zaak volstrekt onoverdraagbaar. Als hij dat al zou willen.
We hadden vier touwen bij hem besteld en een nieuwe buitenboordtrap, en die konden we ophalen. Onze oude trap waren we vorig jaar in Bratislava kwijtgeraakt toen hij voor de kade werd meegesleurd in een stroom van tien kilometer per uur. Touwen zijn dingen om het schip mee vast te maken en waarvan je vroeger als beginnende zeiler te horen kreeg dat je ze nooit zo mocht noemen. Landvasten waren het, als je touw zei dan had je het niet begrepen. Nu in de binnenvaart - want dat zijn we tenslotte - zijn het ineens weer touwen. Als je landvast zegt, heb je het niet begrepen.
Na het Amsterdam-Rijnkanaal draaiden we via de Oranjesluizen het Markermeer op - een benaming waar ik nog steeds niet aan kan wennen. Het is gewoon het IJsselmeer bezuiden de dijk Enkhuizen-Lelystad; dat ze ooit die dijk hebben aangelegd hoort nog niet te betekenen dat het IJsselmeer kleiner is geworden of dat er een ander meer is ontstaan.
Het was een weerzien. Afgezien van één keer dat ik dochter Hanna heb geholpen haar bootje uit Enkhuizen naar Amsterdam te varen, was ik er zeker twaalf jaar niet geweest. In 2001 nam ik afscheid van mijn vorige schip, de Alcedo, en zonder boot heb je op het water niks te zoeken.
In twaalf jaar verandert er veel. Over het plan-IJburg was er toen veel te doen; nu is het geen plan meer maar staat er een complete stad, bijna tegen Muiden aan. Het water zelf was niet veel veranderd, behalve dat een leeg binnenvaartschip heel anders reageert op windkracht zes op de flank dan een lemsteraak die bij halve wind lekker op een zwaard kan gaan leunen. Het kostte zowaar bijna een paar wijnflessen die uit de kast gleden, en onze eerder gerestaureerde lampenkap.
Het Paard van Marken was er nog steeds, als een onveranderlijk baken. En als een herinnering aan onze vroege Alcedo-dagen toen wij een keer met een harde bakstagswind en vol tuig uit Muiderzand die kant uit voeren. Pas later kwamen we erachter dat het heel veel makkelijker en aangenamer was geweest als we alleen de fok hadden gehesen. Wat een ervaring allemaal - maar op een binnenvaartschip heb je er niks aan. Daar moet je weer andere dingen leren.
Enkhuizen is onherkenbaar veranderd. Ten eerste is er naast de oude Krabbersgatsluis een nieuw kunstwerk gebouwd, een dubbele sluis met een snelweg er onderdoor. Op het oog een krankzinnig duur project, want er zijn veel goedkopere oplossingen om verkeer onbelemmerd over een sluis heen te leiden. Met beurtelings ophaalbare bruggen over de twee sluisdeuren bereik je hetzelfde doel, daar heb je geen onderdoorgang voor nodig. Maar intussen is de capaciteit van de sluis meer dan verdubbeld, en daar was het zomerse recreatieverkeer hard aan toe.
Zo kwamen we dus slechts op flinke afstand langs de werf van de firma Stofberg, waar de Alcedo jarenlang in de zomer een steiger had - waar we overigens nooit gebruik van maakten want we waren altijd weg - en in de winter een stalling. We keken ernaar, zagen een flink aantal aakjes voor de werf liggen, maar moesten we er langs gaan om iemand te begroeten? Pa en Ma Stofberg zijn allebei dood, die waren samen de spil van het bedrijf zo wij het kenden. We voeren voorbij, en de herinnering was ons genoeg.
In Enkhuizen zelf bleek de hele bruine vloot, die vroeger opeengepakt in de buitenhaven lag, een enorme nieuwe steiger te hebben waar zeker vier keer zoveel schepen lagen als vroeger in de haven. Het is een imposante façade voor een stad die zich op haar mooist toonde. De straten, de gevels, de havens - je kunt je voorstellen dat dit vroeger de derde stad van de Vereenigde Oostindische Compagnie was, na Amsterdam en Middelburg. Zie hieronder, uit Wikipedia:
Zijn bunkerboot is een snoepjeswinkel voor iedere bootjesliefhebber, een enorme verzameling van allerlei dingen die je ooit nodig zou kunnen hebben, maar er ligt honderd kuub spullen op tachtig kuub ruimte. Alleen meneer Markus weet waar wat ligt, en dat maakt de zaak volstrekt onoverdraagbaar. Als hij dat al zou willen.
We hadden vier touwen bij hem besteld en een nieuwe buitenboordtrap, en die konden we ophalen. Onze oude trap waren we vorig jaar in Bratislava kwijtgeraakt toen hij voor de kade werd meegesleurd in een stroom van tien kilometer per uur. Touwen zijn dingen om het schip mee vast te maken en waarvan je vroeger als beginnende zeiler te horen kreeg dat je ze nooit zo mocht noemen. Landvasten waren het, als je touw zei dan had je het niet begrepen. Nu in de binnenvaart - want dat zijn we tenslotte - zijn het ineens weer touwen. Als je landvast zegt, heb je het niet begrepen.
Na het Amsterdam-Rijnkanaal draaiden we via de Oranjesluizen het Markermeer op - een benaming waar ik nog steeds niet aan kan wennen. Het is gewoon het IJsselmeer bezuiden de dijk Enkhuizen-Lelystad; dat ze ooit die dijk hebben aangelegd hoort nog niet te betekenen dat het IJsselmeer kleiner is geworden of dat er een ander meer is ontstaan.
Het was een weerzien. Afgezien van één keer dat ik dochter Hanna heb geholpen haar bootje uit Enkhuizen naar Amsterdam te varen, was ik er zeker twaalf jaar niet geweest. In 2001 nam ik afscheid van mijn vorige schip, de Alcedo, en zonder boot heb je op het water niks te zoeken.
In twaalf jaar verandert er veel. Over het plan-IJburg was er toen veel te doen; nu is het geen plan meer maar staat er een complete stad, bijna tegen Muiden aan. Het water zelf was niet veel veranderd, behalve dat een leeg binnenvaartschip heel anders reageert op windkracht zes op de flank dan een lemsteraak die bij halve wind lekker op een zwaard kan gaan leunen. Het kostte zowaar bijna een paar wijnflessen die uit de kast gleden, en onze eerder gerestaureerde lampenkap.
Het Paard van Marken was er nog steeds, als een onveranderlijk baken. En als een herinnering aan onze vroege Alcedo-dagen toen wij een keer met een harde bakstagswind en vol tuig uit Muiderzand die kant uit voeren. Pas later kwamen we erachter dat het heel veel makkelijker en aangenamer was geweest als we alleen de fok hadden gehesen. Wat een ervaring allemaal - maar op een binnenvaartschip heb je er niks aan. Daar moet je weer andere dingen leren.
Enkhuizen is onherkenbaar veranderd. Ten eerste is er naast de oude Krabbersgatsluis een nieuw kunstwerk gebouwd, een dubbele sluis met een snelweg er onderdoor. Op het oog een krankzinnig duur project, want er zijn veel goedkopere oplossingen om verkeer onbelemmerd over een sluis heen te leiden. Met beurtelings ophaalbare bruggen over de twee sluisdeuren bereik je hetzelfde doel, daar heb je geen onderdoorgang voor nodig. Maar intussen is de capaciteit van de sluis meer dan verdubbeld, en daar was het zomerse recreatieverkeer hard aan toe.
Zo kwamen we dus slechts op flinke afstand langs de werf van de firma Stofberg, waar de Alcedo jarenlang in de zomer een steiger had - waar we overigens nooit gebruik van maakten want we waren altijd weg - en in de winter een stalling. We keken ernaar, zagen een flink aantal aakjes voor de werf liggen, maar moesten we er langs gaan om iemand te begroeten? Pa en Ma Stofberg zijn allebei dood, die waren samen de spil van het bedrijf zo wij het kenden. We voeren voorbij, en de herinnering was ons genoeg.
In Enkhuizen zelf bleek de hele bruine vloot, die vroeger opeengepakt in de buitenhaven lag, een enorme nieuwe steiger te hebben waar zeker vier keer zoveel schepen lagen als vroeger in de haven. Het is een imposante façade voor een stad die zich op haar mooist toonde. De straten, de gevels, de havens - je kunt je voorstellen dat dit vroeger de derde stad van de Vereenigde Oostindische Compagnie was, na Amsterdam en Middelburg. Zie hieronder, uit Wikipedia:
Kamer | kapitaal[23] | Afgevaardigden |
---|---|---|
Amsterdam | 3 679 915 | 8 |
Middelburg | 1 300 405 | 4 |
Enkhuizen | 540 000 | 1 |
Delft | 469 400 | 1 |
Hoorn | 266 868 | 1 |
Rotterdam | 173 000 | 1 |
Totaal: | 6 429 588 | 16 (+1) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten