woensdag 10 juli 2013

Schwerin


“Nu mag het wel ophouden”, zeiden we eergisteren tegen elkaar, na zestig kilometer slakkengang door het paradijs waar ik de vorige dag nog zo lyrisch over was geweest. Een mens kan maar zoveel Arcadische schoonheid aan, daarna moet er weer wat gebeuren.
En zo kwamen we ineens in de Schweriner See. Dat was de bedoeling natuurlijk, maar het plotselinge open waterlandschap was een verademing. Het is een groot stuk vlak water waar het Sneeker meer bij in het niet valt. We hadden de hele tijd gevaren in de groene weerschijn van het oevergewas; nu was er ineens het uitgewassen blauw dat ons deed denken aan varen op de Oostzee. Geen wonder ook: Schwerin ligt maar dertig kilometer van Wismar vandaan, en dat is een Oostzeehaven die we kennen uit een vorig, zeilend leven.
Schwerin ligt vlak aan zee en toch heeft het er geen verbinding mee. Merkwaardig genoeg hadden we op weg erheen ook de hele tijd omhooggaande sluizen. Nu zijn we op de terugweg, richting Berlijn dus weer; de sluizen gaan omlaag en de betonning zegt dat we naar buiten gaan. De weg naar buiten gaat via binnen – die titel stel ik gratis beschikbaar voor een spiritueel boek, maar hier gaat het om Dömitz aan de Elbe. Kennelijk ligt Schwerin op of achter een kustrichel. De waterbouwers van Mecklenburg-Vorpommern moeten natuurlijk in de verleiding zijn geweest, de hoofdstad een open zeeverbinding te geven, maar die is er nooit gekomen.
Schwerin is van oudsher de zetel van de groothertogen-keurvorsten van Mecklenburg-Vorpommern, dat wil zeggen nadat de Polen er in de twaalfde eeuw waren verjaagd. Hun herinnering leeft voort in de plaatsnamen, die blijven zelfs wanneer de naamgevers weg zijn. We zagen het bij Vinzire / Findenwirunshier. Schwerin zelf was ooit Zuarin; en talloos zijn hier de plaatsnamen die eindigen op –ow. Malchow, Matzlow, Hagenow, Güstrow, Krakow, Büstow en ga zo maar een tijdje door. We kennen het natuurlijk van ons eigen Wijk bij Duurstede:  Wijk is het vik van de Noormannen, dat in Engeland het -wich werd van Norwich en Ipswich. De vikingen zijn verdwenen, hun plaatsnamen gebruiken we nog steeds. Zo ging het ook met de Polen in Noord-Duitsland.
Schwerin Yacht Club
We naderden Schwerin met de lage avondzon. We hadden gehoord van het Schloss, en dat was niet te missen. Tientallen met bladgoud versierde torens schitterden ons tegemoet. Verderop een jachtclub, een klassiek houten gebouw in de stijl van Newport-1930, waar je zo Jay Gatsby zou kunnen tegenkomen. Horen we hier wel thuis met ons stoere bedrijfsvaartuig, dachten we nog even, maar die zorg was nergens voor nodig. De lange gastensteiger lag leeg en we waren van harte welkom. Zo’n schip hadden ze hier dan ook nog nooit langs gehad. Dat verraste ons niet, wetend van de krappe vaarweg ernaartoe. Eén van de bruggen was zo laag dat de taartdoos van onze radar er onder langs schuurde. Hij was blauw, weten we aan de krassporen
Schloss Schwerin
Het kasteel, gebouwd op een eiland voor de stad, blijkt met zijn achttiende-eeuwse barokstijl een historiserend bouwsel te zijn: het werd pas in de negentiende eeuw voltooid, onder andere naar het voorbeeld van Chambord aan de Loire. Tot 1918 is het bewoond door de plaatselijke vorsten, onder de communisten zat er een kweekschool voor kleuterjuffen in, en sinds 1990 zetelt de Landestag van Mecklenburg-Vorpommern er. Een onderkomen waar je indruk mee maakt!
Uitzicht vanaf het terras van de jachtclub
Hoe noordelijk Schwerin ook is, de stad ademt iets mediterraans. Lübeck, Wismar en Rostock zijn vooral rode steden met een stoer en sober uiterlijk, door het overheersende gebruik van rode baksteen. In Schwerin heeft alleen de Dom die kleur; de meeste andere gebouwen van belang hebben gestucte gevels. Daar zit waarschijnlijk dezelfde baksteen onder, maar de pasteltinten leveren een zonnig en licht stadsbeeld op. Schwerin komt vrouwelijker en eleganter over dan zijn buursteden. Cultuur is er ook prominent aanwezig, met een barok theater en een classicistisch museum rond een grote open ruimte tegenover het kasteel. En de stad was natuurlijk fortuinlijk dat zij niet belangrijk genoeg was om te bombarderen, en is zo vrijwel ongeschonden de oorlog doorgekomen.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten