We lagen schitterend in Berlijn, in de Historischer Hafen, vlak bij de Mühlendamm, die net als de dam in
Amsterdam ongeveer het oudste deel van de stad is. Die dam schijnt met hulp van
Hollanders te zijn aangelegd, wat de aanleiding vormde om de Nederlandse ambassade,
een eigenwijs gebouw van Rem Koolhaas, daar te willen hebben. Daar keken we dus
recht op uit – en zij op ons.
De plek had voor mij een speciale betekenis. In 2005 heb ik een keer met
dochter Hanna Berlijn bezocht. We hadden een hotel daar in de buurt, en toen we
de brug richting Fischerinsel overstaken, zag ik de haven. “Ooit een keer lig
ik daar met mijn eigen schip”, heb ik toen gezegd. Mijn vorige schip, de
Alcedo, waren we net een paar jaar kwijt, Dat was een prachtige Lemsteraak,
waarmee we in plaatsen als Kopenhagen en Honfleur op de mooiste
plekken welkom waren geweest. Daar was ik wel nostalgisch over.
Die van Berlijn is een historische haven maar geen museumhaven. Wat er
ligt is geen opgepoetste tentoonstellingskwaliteit maar soms knap uitgeput
werkmateriaal. Zo lagen wij langszij de Andreas,
de laatste stoomsleper die ooit gebouwd is. Ik heb maar een paar plukjes van de
historie in me opgenomen die me werd verteld door de plaatsvervangende
havenmeester Hans. Er zou in 1944 een dieselmotor ingezet worden maar de motor
die klaarstond werd gevorderd. Wat er nog wel was, was een stoommachine met
bijbehorende stoomketel die niemand anders wilde hebben, dus die werd erin
gezet. Zo heeft het schip een jaar of vijftien sleepbakken op de rivieren getrokken,
totdat eigen voortstuwing en duwvaart de overhand kregen. Het gebruikelijke
verval volgde, tot aan het punt waar het schip op de nominatie stond voor de
sloop en een aantal liefhebbers het voor de schrootprijs kon kopen. Die hebben de
machine weer aan de praat gekregen.
Het schip heeft al een hele tijd niet meer gevaren en ook het
onderhoud heeft te lijden. Een machine moet bewegen en werken. Dat lukt steeds minder omdat de oude stokers en machinisten die aan het geluid wisten of de stoomdruk
goed was, aan het uitsterven zijn. Verder weten de huidige stoomwezen-keurmeesters
niet hoe zo’n oude ketel werd gemaakt. Die zien normale insluitingen aan voor
scheuren en keuren hem af. Er wordt dan nog wel eens gebluft door de oude
stokers. Werkdruk acht atmosfeer? Als we hem zonder ontploffen op vijftig
brengen, keur je hem dan goed? Ja dat vonden ze goed, als ze er maar niet bij
hoefden te staan.
Een opleiding stoomtechniek wordt nergens meer gegeven, dus als de
oude mannen dood zijn, zal ook de stoommachine voorgoed zwijgen. Wel ligt er
nog tachtig ton kolen in de bunkers, goed voor honderdvijftig kilometer slepen.
Hoe lang varen is dat, vijftig uur? Het is niet voor te stellen dat er mannen
zijn geweest die in een donker ruim stonden te zweten om per uur twaalfhonderd
kilo kolen in een loeiende oven te gooien. De hel kan niet erger zijn. Maar
anders dan bij stoomlocomotieven was water nooit een probleem: dat kwam gewoon
uit de rivier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten