zaterdag 6 juli 2013

Fachwerkstadt Grabow, Mecklenburg-Vorpommern



Opeens konden we de brug bij Dömitz door, en daarmee de sluis, en waren we in de Elde-Müritz Wasserstrasse.
Het is een heel oude vaarweg, niet diep, niet recht, en voor commercieel gebruik inmiddels ongeschikt. Wat je er ziet zijn kleine motorbootjes, en dit jaar op een dag een idioot grote luxe motor uit Rotterdam.
Het was een bijna hallucinerende ervaring. Punt een vanwege de snelheid – maximaal zes kilometer per uur, dat is net iets meer dan wandeltempo. Ik moest denken aan wat ik leerde toen ik een keer tekenles kreeg. “Tekenen is langzaam kijken”, zei de leraar. Aandachtig leven is langzaam varen. Ik was er bijna verrukt van. Twintig ooievaars die een thermiekbel hadden opgepikt en al cirkelend zo hoog kwamen dat er niet meer dan een paar stipjes van ze te zien was. Rivieroevers met waterlelies die door het zog van de schroef kopje onder worden getrokken als je er langs vaart, en even later weer net zo vrolijk boven komen. Pijlkruid, dat stond vroeger bij ons in de poldersloten, later nooit meer gezien. Dotterbloemen, zwanenbloemen, pispotjes; dat is geloof ik een soort wikke, maar zo noemden we de bloemen. En nog veel meer van die negentiende-eeuwse planten die een zeker iemand die ik ken beslist benoemd zou hebben maar die bij mij vooral het decor boden van de perfecte schoolwandplaat van Jac. P. Thijsse. Afwisselende oevers, soms met naaldboombossen, dan een strook met treurberken; akkerland met rijpend koren, en weilanden met grazend rundvee. Grote roofvogels die boven het land cirkelden. Birds of prey, dacht ik, zouden we dat in Holland verkeerd begrepen hebben zodat we nu zeggen dat ze bidden? Birds of pray? Ik zou niet graag veldmuisje zijn met zulke scherpe spieders boven me, zeker niet als ik ze Here zegen deze spijze amen hoor prevelen.
Ik had ook nog bedacht dat dit de perfecte dag zou zijn om weer een leeuwerik te horen. Dat geluid is me alleen een herinnering van toen ik een jongetje was, op een tarwestoppelveld in augustus, en nooit besefte dat het er ooit niet zou zijn.
Er waren ook bootjes die de kop in het riet hadden gestoken om even aan te leggen en te dutten of wat je nog meer in het riet kunt doen. Veertig jaar geleden deden wij dat ook; nu is het bij ons absoluut not done. Maar ja, toen hadden we ook nog dotterbloemen en waterlelies.
Wat ook bijdraagt tot deze negentiende-eeuwse indrukken is dat hier geen windmolens en hoogspanningsleidingen zijn, die in de rest van Noord-Duitsland het landschap markeren. En de mensen. Het lijkt wel of ze zich de DDR-tijd herinneren, waarin het onverstandig was op te vallen en indruk te maken. Vriendelijke, bescheiden mensen, voor wie gewoondoen een deugd is. Zo ver ben ik nog niet, maar ik begin er te komen.
Smalle sluis
Sluis met Trabant
De sluizen zijn hier bijna allemaal zelfbediening, en voor Anna Koosje krap bemeten. Wij zijn 5,04 meter breed; de smalste sluis vandaag was 5,20 meter. Dat laat geen ruimte voor wrijfhouten of blokken. In plaats daarvan hebben we een paar dikke trossen aan de buitenkant gehangen om stoten op te vangen. Het doet allemaal erg denken aan de Franse sluizen in het Canal du Centre of het Canal du Bourgogne die we ooit, zonder de Anna Koosje, bevaren hebben. Alleen hier geen bordjes bij de sluizen met Dégustation de vin, livraison à bord. Wel prachtige verlaten sluiswachtershuisjes – een daarvan zelfs met een Trabant op leeggelopen banden onder een afdak. Een koopje voor wie het wil hebben en gesteld is op veel rust.
Een mooie sluis onderweg was die bij de buurtschap Findenwirunshier, deel van de gemeente Neu Kaliß. De oorspronkelijke naam was van Slavische herkomst, Vinzire. Hoe dat zo kwam, vermeldt de geschiedenis niet, maar er ontstond wel een mooie legende omheen, over twee broers die jarenlang gescheiden waren geweest en elkaar op hoge leeftijd terug vonden. Inderdaad, in Findenwirunshier.
Dat vinden rijmde ineens met de tekst van het liedje dat ik, varend in dit decor van mijn jeugd, al de hele tijd in mijn hoofd had zingen:
Kein schöner Land in dieser Zeit
Als hier das uns’re weit und breit
Wo wir uns finden
Wohl unter Linden
Zur Abendzeit
De kade van Grabow
We liggen nu in Grabow, het grootste stadje tussen Dömitz en Schwerin, waar we heen op weg zijn. Het stamt uit de twaalfde eeuw en heeft nu 5.600 inwoners. Dat waren er voor de oorlog bijna 9000. Krimp is er al veertig jaar een onontkoombaar feit, als een getij. Het heeft prachtige cobblestone straatjes, vakwerkhuizen, een kerk, een markt, een stadhuis en een promenade aan de rivier met een mooie aanlegkade. Het is een droom – maar wie komt er? Wij zien Ryanair nog geen vluchten aanbieden naar Mecklenburg-Vorpommern – wat perfect is voor wie stilte en schoonheid zoekt, maar niet voor de welvaart van de mensen.
Maar om even alle theorieën opzij te schuiven – een dag als vandaag in een omgeving als deze geeft me een stil maar groot geluksgevoel.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten