maandag 30 september 2013

Weer thuis

Terug in de Veerhaven
De Anna Koosje ligt weer in haar vertrouwde Veerhaven in Rotterdam. Ze kan voldaan terugkijken op vier maanden verblijf in een prachtig en boeiend deel van het Europese continent - vier maanden waarvan ze er drie gevaren heeft. Bij elkaar heeft ze tussendoor een week of vijf rust gehad, een in Vegesack, boven Bremen aan de Weser, toen we werden tegengehouden door de hoge rivierwaterstand; een in het onwaarschijnlijk weggestopte jachthaventje van Vechelde aan het Stichkanal Salzgitter; en drie in Henningsdorf ten noorden van Berlijn.
De laatste weken hebben we vanaf de Ems globaal de route van de heenweg gevolgd. Ligplaats aan de Hoge der A in Groningen, overnacht in het Stropersgat op het Lauwersmeer, Leeuwarden, Urk, Amsterdam, Alphen, en Rotterdam. Vooral Amsterdam en Rotterdam waren weer hoogtepunten. Wat zonde eigenlijk dat er zoveel rivaliteit bestaat tussen die twee indrukwekkende watersteden - maar het schijnt dat dat niet ongebruikelijk is tussen schoonheden onderling.
In Amsterdam hadden we een ligplaats in de museumhaven in het Oosterdok. Amsterdamse familieleden en vrienden aan boord voor een feestmaal; de volgende ochtend door de Nieuwe Herengracht, de Magere Brug en de Amstelsluizen via Ouderkerk de Amstel af. Een mooiere tocht is er niet te bedenken - nou ja, behalve dan in Berlijn achter de Reichstag langs, of in Budapest langs de parlementsgebouwen, of over de Main langs Würzburg, of...
Of de nadering van Rotterdam op een kraakheldere, frisse nazomerdag vanuit de Hollandse IJssel richting Brienenoordbrug, met het silhouet van een echte stad op de achtergrond. En daarachter de Veerhaven. Waar we thuis horen. Netjes vanuit de stroom van de Nieuwe Maas achteruit ingeparkeerd, vlag binnengehaald, afsluiters dicht, Anna Koosje bedankt. Dat was het dan. We komen de volgende maanden natuurlijk nog terug, met een vracht brandhout voor de kacheltjes, en dan gaan we plekken bezoeken waar we 's zomers nooit terecht kunnen. Denk aan de binnenhavens van Goes, Heusden, Willemstad en Zierikzee. 

Er moet nog één hoog woord uit, een diepe verontschuldiging aan Anna Koosje. Maandenlang hebben we vrijwel dagelijks een liter motorolie voor de Scania bijgevuld, en dat deden we dan met een meewarig-vergoelijkende blik van "Je kunt het oude ding ook niet verwijten dat de zuigers een beetje los in de cilinders zitten". Pas kort geleden kwamen we erachter dat we de oliedrukslangen met te dunne pakkingringen hadden vastgezet, waardoor er een constante stroom lekolie naar buiten sijpelde. Niks olieverbruik van het ouwe ding dus; toen we de fout hadden hersteld, bleek dat we niet meer dan een litertje olie per week hoefden bij te vullen. Zo hebben we dus binnenkort een liter of zestig uit de bilge weg te pompen. Domme schippers. En sorry Anna Koosje en Scania!

woensdag 25 september 2013

Van Uruk naar Urk

Urk

Een van de memorabele etappes van deze reis was ons bezoek aan het Pergamon museum in Berlijn. We leerden daar over een “megalopolis” van de oudheid, Uruk in Mesopotamië, een stad met het ongehoorde aantal van dertigduizend inwoners. Dat betekende een voor die tijd ongekend complexe samenleving, die zich door zijn omvang kon ontwikkelen tot een centrum van economie, cultuur, techniek en wetenschap.
Netjes opgehangen...
Nu, bijna op het einde van onze reis, zijn wij in Urk, en we komen erachter dat de wijsheid die wij in verre oorden zochten, in onze eigen achtertuin te vinden was.
Vandaag aten wie in Het Achterhuis, een restaurant boven de Urker visafslag. Onze serveerster zag dat het gaskaarsje op onze tafel het niet meer deed.
“Alles gaat een keer op”, sprak zij, en wij zwegen geïmponeerd.
Bij het afrekenen vertelde wij dat wij twaalf weken op een filosofische queeste waren geweest, maar dat wij pas hier volledig aan onze trekken waren gekomen.
“Maar de reis gaat verder”, antwoordde zij met dezelfde vanzelfsprekende eenvoud.
Urk moet een reïncarnatie zijn van Uruk.


Ontmoetingen in Leeuwarden


Al vier jaar geleden heeft Rob als een soort uitgangspunt voor de Anna Koosje opgeschreven dat het op en om dit schip gaat om ontmoetingen. Voor wie het wil opzoeken, het staat in een van de blogs van vorig jaar, annakoosjeodessa.blogspot.com: "Rob's Credo".
Leeuwarden Prinsentuin
Op weg naar Leeuwarden kwamen wij er toevallig achter dat oude vrienden van ons, van wie wij al bijna twintig jaar geleden het spoor waren kwijtgeraakt, hier wonen. Hun telefoonnummer was makkelijk gevonden, en we spraken af dat zij ons zouden opzoeken op onze prachtige ligplaats aan de Prinsentuin.
In afwachting van hun komst zaten wij een beetje op het dek te genieten van de schoonheid van onze plek, toen een jonge man van een jaar of dertig ons kwam vragen of hij een foto mocht nemen van zijn broer bij ons schip. Dat was natuurlijk goed.
Hij vertelde een aangrijpend verhaal. Hij was afgelopen vrijdag de hoofdpersoon geweest in het programma Vermist, waarin geprobeerd wordt mensen opnieuw in contact te brengen met verloren vrienden of familieleden. Hij heette Carlos, was geboren in Brazilië, waar hij terecht kwam in een kindertehuis omdat zijn vader spoorloos was en zijn moeder niet voor hem kon zorgen. Hij werd met nog een broertje geadopteerd door Nederlandse ouders, groeide op, volgde een goede opleiding en is nu politieman in Leeuwarden.
Vermist is erin geslaagd zijn moeder op te sporen. Zij zit in de gevangenis. Negen van zijn jongere broertjes zitten in kindertehuizen. Hij heeft ze ontmoet, en zijn moeder gezegd dat hij het goed maakt en dat hij haar vergeeft voor wat ze heeft gedaan of heeft moeten doen.
De enige van zijn familie die een paspoort kon krijgen om het land uit te gaan, was broertje Allan van achttien. Die was dus de enige die gebruik kon maken van het aanbod, Carlos in Nederland te bezoeken. Zo kwamen zij langs de Prinsentuin te wandelen en moesten ze op de foto met de Anna Koosje. Een gemeenschappelijke taal hadden zij niet, maar de band tussen de twee was ontroerend duidelijk.
Het is net een sprookje, zeiden wij. Dat vond hij ook. Het enige verdrietige was dat Allan over twee dagen weer terug moest naar Brazilië. “Hij heeft nu even in de hemel mogen kijken maar moet nu weer terug naar de aarde”.
Uitzwaaien op z'n Fries
Een uur later kwamen onze eigen oude vrienden aan boord. Die vertelden hun eigen verhaal, van liefde en verdriet, van tegenslag en geluk. De volgende ochtend stonden zij te zwaaien op de oever van het Van Harinxmakanaal – en vele uren later nog een keer, bij Spannenburg. Helemaal toevallig, want wij wisten die ochtend niet dat wij die route zouden nemen. En zij niet dat zij op die plek nog even naar het kanaal moesten kijken om ons te zien langsvaren.

donderdag 19 september 2013

Terug op de Ems


Over de Weser heen


Küstenkanal
We kijken het Küstenkanal in, waar we vier maanden geleden afsloegen. Toen gingen we richting Oldenburg, daarna de Weser op, Bremen voorbij, en draaiden we uiteindelijk bij Minden het Mittellandkanal in. Nu op de terugweg hebben we gekozen voor een andere route. We zijn bij Minden niet de Weser opgegaan maar hebben het Mittellandkanal in westelijke richting helemaal gevolgd tot waar het uitkomt in het Dortmund-Emskanal. Dat is een radicale kanalisering van de Ems. Die meanderde in die omgeving zo erg dat men besloot niet de kronkels recht te maken maar er een heel nieuw kanaal naast te leggen. De Ems is de rivier die bij Emden de Dollard in stroomt, en verderop, voorbij Delfzijl, in de Noordzee uitmondt.

Rodde, sluis in...
Zo leverde de terugweg nog een paar stukken nieuw traject, en niet alleen de andere kant van bekend water. Wat het Mittellandkanal aangaat, leverde dat weinig schoonheid of troost op. Het blijft een lang, breed en goeddeels recht stuk vaarwater, maar het biedt wel regelmatig uitzicht op de lieflijk glooiende heuvels van het Teutoburger Wald. Een bijzonder besef trouwens dat we intussen heel dicht bij het industriële Ruhrgebied zaten.


... en uit
Het is een historisch landschap. Het Teutoburger Wald is waar de Romeinse veldheer Varus met zijn gedisciplineerde legioenen het onderspit delfde tegen de wildemannen van Hermann of Armin, of in het Latijn Arminius. Die stelden zich, tegen alle spelregels in, niet in slagordes op maar lieten zich met dolken en zwaarden uit bomen vallen. Waarmee ze natuurlijk vooral de spelregel schonden dat Romeinen altijd wonnen. Het was voor de Romeinen een gevoelige slag, die hen er voorgoed van overtuigde dat de Rijn een mooie natuurlijke grens van het imperium vormde – een scheidslijn die nog steeds merkbaar is in de sociale en politieke verschillen tussen ex-Romeinen als Fransen, Italianen en Spanjaarden aan de ene kant, en barbaren zoals Duitsers, Hollanders en Friezen aan de andere.
Verderop in het Teutoburger Wald, bij Detmold, staat het Hermannsdenkmal, een kolossaal standbeeld van een krijger met opgeheven zwaard. Merkwaardig genoeg kijkt die niet naar Rome maar in de richting van Parijs. Het is dan ook opgericht rond de tijd van de Frans-Duitse oorlogen van de negentiende eeuw. De Fransen hebben ook ergens een monument staan voor Vercingetorix, hun eigen, minder succesvolle Romeinenbestrijder. Benieuwd waar die heen kijkt, Rome of Berlijn.

Nachtigallenwäldchen
Ik moest nog even heen en terug naar Nederland. Op de Ems stapte ik af, bij Rheine op de sluis van Rodde, en zag daar de Anna Koosje onder me door varen. Ik vond haar een dag later terug in Meppen, aan een steiger bij het Nachtigallenwäldchen. Het nachtegalenbosje, hoeveel mooier kun je het hebben?

donderdag 12 september 2013

Calvörde, ons laatste DDR stadje


De berichtgeving is wat schaars geweest de laatste tijd. Misschien komt het doordat we een grote ronde hebben gemaakt die we al eerder hadden gedaan. Vanaf de Elbe over Dömitz, Grabow, Schwerin, Lübz, Waren en dan verder via Spandau naar Berlijn. Daar heeft de Anna Koosje opnieuw in de Historischer Hafen gelegen, deze keer in het stuwkanaal naast de Mühlendammschleuse, waar we eind juni nog bijna door een enorme hoogwaterstroom in gezogen werden. Nu was er geen hoogwater en dus geen stroom, en was het gewoon parkeren.
Van daar uit nogmaals de paraderoute achter de Dom langs, het Rijksdaggebouw en de Bundeskänzlei – ook wel, vanwege de combinatie van rechte witte muren en ronde ramen aangeduid als Angela’s wasmachine. Potsdam, deze keer met meer aandacht bezocht dan het touch-and-go van vorige keer. Sans Souci, het Neues Palast, het Holländisches Viertel, en restaurant Noi Due waar een van ons goede herinneringen aan had van toen hij spijbelde van een saai astronomendiner. Bij Parey opnieuw voor de sluis gelegen, waar het Restaurant at the End of the Universe helaas over de rand getuimeld was. De parasols stonden verwaaid en half verrot, er was een enkel raam met licht erachter en bier was er niet te krijgen.
We voeren over de kanaalbrug over de Elbe, langs Magdeburg en voorbij Bülstringen, het dorp dat op de heenweg onze eerste kennismaking was met de ex-DDR, waar zelfs de kroeg en de bakker verdwenen waren. Ietsje westelijker aan het Mittellandkanal ligt Calvörde. Morgen gaan we Wolfsburg voorbij en dan zijn we weer in het westen. Dit is dus onze laatste stop in de ex-DDR.
We hebben hier weken vertoefd. Zelfs inclusief Berlijn, waar we alleen het oostelijk deel hebben bevaren, hebben wij de hele tijd gereisd door het vroegere rijk van beklemming, van Honecker, de Stasi, die Mauer, wachttorens, wantrouwen en klikken. We hebben waardering gekregen voor de eenvoud van het leven, de pretentieloze mensen, en de voor ons uiterst gunstige prijzen in winkels, cafés en eethuizen. We hebben de littekens van de oorlog gezien, in Berlijn, Magdeburg en Dresden. Maar ook prachtige steden, intact of gerestaureerd, zoals Meissen, Torgau, Schwerin, Tangermünde, en, ook in deze categorie, Dresden.
Konsum
Calvörde dus. Er is een aanlegplaats in het kanaal, vlak bij een brug, en met onze vouwfietsjes waren we in tien minuten op de markt. Er zijn twee bakkers, gelukkig, want dan hebben we morgen verse broodjes. Er is een vervallen pand met vervaalde letters Konsum op de gevel, de voormalige staatswinkel met lege schappen waar vroeger de mensen in de rij stonden en die nu dichtgetimmerd is. Er is een Gasthaus, Rathskeller, waar je zeven euro vijftig betaalt voor vijf pils, en waar een gemelijke man aan de toog zit aan te praten tegen een fletse uitbaatster. Jonge mensen zie je er niet of nauwelijks.

Rathskeller
1989, de Wende, vierentwintig jaar geleden, denken wij dan. Hoeveel herinneringen leven er nog na aan de tijd van beklemming, de tijd dat je om de zoveel tijd iets te klikken moest hebben over een buur, een familielid of een collega, op straffe van een verdachte aantekening in je eigen Stasi-dossier? En dat er natuurlijk over jou zelf geklikt werd door wie weet wie – je collega, je buurman, je kind zelfs? Leeft dat vierentwintig jaar na dato nog door? Of heeft iedereen oog in oog gestaan met zijn eigen zwakte en schuldigheid, en heeft men besloten alle schulden en vorderingen in een grote beweging uit te wisselen en weg te strepen?
Wat hebben wij zelf eigenlijk weinig meegemaakt, beseffen wij ons, en wat hebben wij toch veel meningen over wat anderen hadden moeten doen in omstandigheden waar wij geen benul van hebben.

Nog een laatste keer over de Elbe

De Elbe is de hele tijd een hoofdrolspeler geweest in ons verhaal. Te veel water, te weinig water; politiecontrole op een loods toen we er geen aan boord hadden, en niet toen wel. De kennismaking met scheepsbouw voor ondiep vaarwater; de stellingen van Luther in Wittenberg; de vraag of we de aanloop aandurfden om over de drempel naar Tsjechië te komen; en nu voor de tweede keer bij het waterverkeersknooppunt Magdeburg over de kanaalbrug waar we eerder opvarend en afvarend onderdoor gegaan waren.
We waren nog stiekem in de verleiding nog even naar beneden te gaan, het verbindingskanaal Rothensee in. Daar ligt de kettingstoomsleper Gustav Zeuner als museumschip op de kant, maar de Rothensee sluis werd beperkt bediend en de schepenlift die ons zo intrigeerde, met zijn drijfcilinders die 5400 ton opwaartse druk opleveren, is buiten gebruik. Bovendien is de Gustav Zeuner waarschijnlijk minder interessant dan de geschiedenis waar hij van spreekt.
Want naast de sleepvaart met raderboten is er op de Elbe een hele tijd nog gewerkt met een andere sleeptechniek. Er werd een ketting op de rivierbodem gelegd van bij elkaar 734 kilometer lengte, van Hamburg tot aan de Tsjechische grens bij Melnik. Kettingsleepboten pikten die aan de voorkant op van de bodem, trokken zich eraan voort met een hele sleep achter zich aan, en legden hem achteraan weer terug.
De eerste vraag die bij me opkwam was, hoe die ketting dan wel verankerd was aan het eindpunt. Dat bleek niet nodig; enkele tientallen kilometers ketting die op een rivierbodem ligt, trek je niet zomaar los. Integendeel, je trekt jezelf naar voren, en dat was juist de bedoeling. Was het dus een briljante oplossing?
Ja en nee, want er waren wel wat praktische problemen. De sleepboten trokken zich voort door de ketting een paar keer om een liertrommel te wikkelen. Dat levert slijtage en kettingbreuk op, en hoe pik je twee losse stukken ketting op en hoe knoop je ze weer aan elkaar? Ook was er het probleem dat in rivermeanders de ketting steeds naar de binnenbocht werd getrokken. En het was in sleepkettingtermen natuurlijk maar enkel spoor, waar de opvaart en de afvaart om elkaar heen moesten als ze elkaar tegenkwamen.
De Gustav Zeuner had voor het slijtageprobleem een ingenieuze oplossing, het aangrijpingswiel van Bellingrath. Daar werd de ketting een enkele keer overheen geleid, waarbij er pennen in de rechtopstaande schalmen werden gestoken. Zo bleef de ketting gefixeerd zonder dat er meerdere wikkelingen om een trommel nodig waren.
Zeker zo belangrijk was dat het schip was uitgerust met waterstraalturbines. Die leverden  voldoende stuur en voortstuwing op om het in de afvaart zonder gebruik van de ketting op koers te houden. Dat scheelde ingewikkelde en tijdrovende uitwijkmanoeuvres met tegenliggers, waardoor de Gustav Zeuner meer nuttige sleeptijd overhield en dus meer kon verdienen.

"Dat je dit soort dingen toch allemaal weet", zei een blogvolger me een keer. Dat is natuurlijk niet zo; ik kom dingen tegen en probeer dan uit te vinden hoe het zit. In dit speciale geval heb ik geput uit een artikel van Martin Mannak in het blad Binnenvaart van juni 2012. Dank, Martin!

vrijdag 6 september 2013

Watersport rond Berlijn

De Mecklenburgische Seenplatte is een prachtig gebied van meren en verbindingskanalen. Alleen, verbindingen met groot water zoals bij ons het IJsselmeer en de Noordzee zijn er niet, en bovendien, de bruggen zijn er ongeveer vier meter hoog en de sluizen vijf breed. Grote boten kom je er dus niet tegen, behalve natuurlijk op een idiote dag een krankzinnig groot zwart ding uit Rotterdam.
De bootjes die er wel zijn, liggen in bescheiden jachthaventjes, en aan steigers bij vakantiewoningen op de oever. Verder wordt er her en der nadrukkelijk reclame gemaakt voor de mogelijkheid ohne Führerschein een bootje te huren. Wat er vaart is dan ook voor een heel groot deel gechartered. Dat is te merken aan de stuurstijl van  de schippers, die bijna allemaal lijken te denken dat een motorboot een soort BMW is. Rechtdoor varend sturen met het roer lukt nog wel, maar zodra het eng wordt, wordt er in sluizen bijvoorbeeld, wordt er alleen met de boegschroef gestuurd. Beetje links ûûûûh, beetje rechts ûûûûh. Het is een beetje een gênant geluid dat nog het meest doet denken aan de Moulinex koffiemolens van vroeger. Wij houders van het International Certificate for Operators of Pleasure Craft kijken het een beetje meewarig aan; eens te meer sinds Elbeloods Jos dezelfde meewarigheid op zijn gezicht had als wij af en toe de kopschroef aanzetten. Dat gebeurt dus intussen nauwelijks meer.
Maar goed, al die huurbootjes dus. Als je er een beetje aan gewend bent, is het natuurlijk best leuk. De mensen die ze huren hebben geen enkele pretentie om mee te doen met "de mijne is groter / chiquer / duurder dan de jouwe"; ze hebben er plezier en genieten van het water, de omgeving en elkaar.
Een speciale categorie vormen de vlotten die je huurt bij een Flossverleih. Ze zijn precies wat de naam zegt, een vlot, en daar staat een bouwseltje op. Die zijn er in alle maten en soorten, tuinhuisjes, Pipo de Clown woonwagens, drijvende café's met gekoelde tapinstallaties, caravans, en vergrote poepdozen met een hartje in de deur. 
Een hele slimme vonden wij een vlot met camper erop. Je vaart ergens naar toe, de omgeving staat je aan en je rijdt de camper de wal op. Moet je natuurlijk wel een geschikte aanmeerplek voor hebben, want zo'n vlot op- en afrijden is niet makkelijk. Voor je het weet, valt je vakantie in het water.




zondag 1 september 2013

Bedevaartsoord Lübz


We zijn nu voor de tweede keer bezig aan het rondje Dömitz-Schwerin-Müritz-Berlijn, met als gevolg dat er niet zo heel veel nieuws te melden valt. We varen nu tussen Lübz en Waren. Het is een koelere dag, het is dan ook inmiddels september, en er komt wat miezerregen naar beneden. We varen over de Elde in een landschap dat af en toe het begrip “groene hel” oproept - behalve dat het geen hel is. Er is hier wekenlang geen regen geweest, en wat er nu valt, geeft het land een intense groenheid. De sluismevrouw van Lübz was er ook helemaal niet verdrietig over, maar zij heeft dan ook de mooiste sluistuin van heel Duitsland op de kant staan.
De tocht naar Lübz was lang maar bevredigend. In de wijde omgeving zien wij de hele tijd al terrasparasols en ander promotiemateriaal van Lübzer Pils staan, dus Lübz konden we niet voorbijvaren. De mevrouw van het restaurant waar we, vrij laat voor Duitse begrippen, aanschoven, begreep het; een bedevaart, dat was het.
Wij hadden bedacht dat we alleen bier zouden drinken en aan boord eten, maar toen we op de menukaart Eisbeinhaxe met Sauerkraut en Püreekartoffeln zagen staan voor de diefstalprijs van € 9,80, konden we dat niet laten staan.  Het waren porties waarvoor een flink varken beide achterpoten heeft ingeleverd, en de combinatie met Lübzer pils bleek voortreffelijk!